Op maandag 1 april zullen vijf internationale experts samen met vijf Nederlandse historici deelnemen aan de themagroep Dekolonisatieoorlogen vergelijken: extreem geweld tijdens herbezetting en irreguliere oorlogvoering, 1945-1975, die de komende drie maanden in het NIAS aan de slag gaat. Uitgangspunt van dit project is dat internationaal vergelijkend onderzoek naar dekolonisatieoorlogen essentieel is om meer inzicht te krijgen in de oorzaken, vorm en aard van het geweld dat door Nederlandse troepen is gebruikt bij hun poging tot herbezetting van Indonesië tijdens de strijd voor onafhankelijkheid (1945-1949). Projectleider Thijs Brocades Zaalberg schreef onderstaande blog over de voorbereidingen.

Voor mij en mede-coördinator Bart Luttikhuis is het een spannend moment na anderhalf jaar aan intensieve voorbereidingen naast onze normale academische werkzaamheden. Zal het ons met al deze academische zwaargewichten aan boord lukken om de uitdaging die we onszelf hebben gesteld waar te maken: de vergelijkende analyse voorbij het niveau tillen van de gebruikelijke en polemische ‘schuld-ranglijsten’ die de internationale vergelijking van koloniaal geweld tot dusver overheersen?

Het vergelijken van geweld door koloniale mogendheden was al gangbaar ten tijde van de tijdens de dekolonisatieoorlogen zelf. In 1946 contrasteerde generaal Spoor – ten faveure van zijn eigen troepen en vanzelfsprekend nogal selectief – het gerichte optreden van zijn troepen met de lukrake beschietingen door de Britten tijdens hun gedeeltelijke bezetting van Java en Sumatra. Hetzelfde gebeurde in 1948 toen de Britse luchtmacht communistische rebellen in het aangrenzende Maleisië bombardeerde. Hoe opportunistisch Spoors bedoelingen ook waren, zulke slordige vergelijkingen roepen de belangrijke vraag op in hoeverre de vorm van het geweld er toe doet als je aan de kant staat waar de klappen vallen, zoals Javaanse of Maleisische boeren.

Dergelijke vergelijkingen zijn ook vaak gebruikt om het hardnekkige idee van Nederlands exceptionalisme te onderstrepen. Toen oorlogsveteraan Joop Hueting in 1969 op de nationale televisie grootschalige misdragingen door Nederlandse troepen in Indonesië onthulde, schreef een van de vele honderden verontwaardigde collega-veteranen in een protestbrief aan de betreffende televisieomroep: ‘Wij Nederlanders doen zulke dingen niet. Duitsers, Fransen en Amerikanen wel, maar wij niet.’ Maar als recente geschiedschrijving iets heeft aangetoond, dan is het wel dat een aanzienlijk aantal jonge Nederlandse mannen in Indonesië methoden heeft gebruikt die weldegelijk herinneringen oproepen aan die van hun voormalige Duitse of Japanse bezetters. De frequentie waarmee gewone soldaten deze vergelijking zelf in hun brieven en dagboeken trekken, is verbluffend.

Ons streven naar een vergelijkend onderzoek heeft enige argwaan gewekt bij mensen die vrezen dat het in internationale context plaatsen van Nederlandse martelingen, executies en brandstichtingen, dergelijk geweld zal relativeren. Maar in plaats van ons bezig te houden met een bij voorbaat zinloze poging een ‘ranglijst van barbaarsheid’ aan te leggen – en te beweren dat ‘anderen’ gewelddadiger zouden zijn geweest – willen we juist onderzoeken op welke manier de Nederlanders troepen zich onderscheidden en waarin niet. Waarom leek een toevlucht tot buitenproportioneel geweld onontkoombaar, logische en verdedigbaar voor degenen het verordonneerden of gedoogden in Indonesië, Algerije en Kenya? Door dergelijke vragen in vergelijkend perspectief te beantwoorden, kunnen we de Nederlandse onderzoekers in het grotere onderzoeksprogramma een analytisch kader aanreiken voor hun eigen onderzoeksprojecten. Bovendien nodigen we, ter verdere inspiratie van de diverse projectteams, sprekers uit om dieper te reflecteren op koloniaal geweld en burgeroorlogen, bijvoorbeeld door de Franse, Britse en Amerikaanse koloniale oorlogvoering rond 1900 met elkaar te vergelijken.

Om deze plannen uit te voeren wil het onderzoeksteam een soort ‘academische snelkookpan’ tot stand brengen, binnen de stimulerende, interdisciplinaire omgeving van het NIAS. De eerste resultaten van het project zullen worden gepresenteerd tijdens een conferentie, georganiseerd door de themagroep op 20 juni 2019. De dag daarop vindt een bredere wetenschappelijke workshop plaats. In juni 2020 zal het toonaangevende historische tijdschrift BMGN-Low Countries Historical Review een Nederlandstalig dossier publiceren waarin de leden van de themagroep hun resultaten presenteren en bediscussiëren. Ten slotte zullen de onderzoeksresultaten in 2021 ook in boekvorm worden gepubliceerd bij Cornell University Press.