In een asymmetrische oorlog tegen een vanuit Nederlands perspectief onzichtbare en ongrijpbare vijand kan het belang van de inlichtingendiensten nauwelijks worden overschat. Ten behoeve van de Nederlandse contra-guerrillacampagne en gebiedsbeheersing verzamelden deze diensten informatie over de identiteit, locatie en plannen van de tegenstander. Vooral de militaire inlichtingeneenheden te velde, zoals de Inlichtingen- en Veiligheidsgroepen (IVG’s), de Territoriale Inlichtingen- en Veiligheidsgroepen (TIVG’s), Militaire Inlichtingendiensten van KNIL-troepencommando’s (MID’s) en de Veiligheidsdienst van de Mariniersbrigade (VDMB), speelden hierbij een cruciale rol.
De Nederlandse inlichtingeneenheden te velde, die als ‘ogen en oren’ van de infanterie-eenheden fungeerden, waren toentertijd al berucht om hun extreme verhoormethodes, waarbij zij marteling niet schuwden. Er is echter weinig bekend over de diensten die deze methoden toepasten, hoe zij te werk gingen en onder welke omstandigheden zij naar foltering van gevangenen en andere extreme middelen grepen. Wat betreft de methoden bestond toen al twijfel over de betrouwbaarheid van onder geweld of dreiging met geweld afgelegde verklaringen. Daarom is het des te interessanter te onderzoeken in welke mate de diensten deze methoden toch toepasten, wat hun verwachtingen waren, welke verhoortechnieken volgens hen het meest opleverden, hoe zij gevangenen maakten en hun werkwijzen evalueerden. Een andere belangrijke inlichtingenbron waren voor de inlichtingendiensten werkzame informanten dan wel spionnen. Ook over hun selectie, werving, betaling en functioneren is slechts weinig bekend. Dit geldt ook voor Nederlands(-Indisch) burgerpersoneel dat voor de inlichtingendiensten werkzaam was.
Deze deelstudie zal om die redenen een verdiepende studie zijn naar onder andere de achtergrond van zowel leiding als personeel van de diensten (zoals afkomst, opleiding, ervaring en eenheid waartoe zij behoorden), hun werkwijze en bevelstructuur, hun verhouding ten opzichte van andere diensten en autoriteiten, en de reflectie op het eigen handelen. Specifieke aandacht gaat daarnaast uit naar de rol die de inlichtingendiensten vervulden in de keten van de Nederlandse geweldstoepassing. Hiervoor zal niet alleen de directe toepassing van geweld door deze diensten worden bestudeerd, maar ook het indirecte effect hiervan. De kwaliteit van de inlichtingen over de tegenstander die aan de infanteriebataljons werden doorgegeven was namelijk grotendeels bepalend voor hun succes. Herhaaldelijk falen van patrouilles en grotere militaire acties kon tot frustraties en een dalend moreel leiden en daarmee de drempel verlagen om extreem geweld toe te passen. Maar tegelijkertijd zal het hardhandige optreden van de inlichtingendiensten ook hebben geleid tot reacties aan Indonesische zijde, zowel bij de strijdkrachten als de bevolking. In hoeverre veranderde de houding van de Indonesische bevolking hierdoor of leidde het tot repercussies of een wijziging van tactiek van de Indonesische strijdkrachten? De interactie tussen de Nederlandse inlichtingendiensten en de Indonesische bevolking en strijdgroepen wordt daarom eveneens in deze studie uitgelicht. Ook zal waar mogelijk aandacht aan Indonesische inlichtingen en counterintelligence worden besteed.
Dit project wordt uitgevoerd door: Rémy Limpach
Onderzoeksassistent: Tico Onderwater